Aanspraak Maken!


Het werkwoord “aanspraak maken” blijkt onlangs te zijn veranderd van betekenis. De afkomst van dit werkwoord dateert van de 14de eeuw maar in de laatste voorbije jaren heeft het een nieuwe betekenis gekregen. Oorspronkelijk betekende het dat iemand wettelijk “aanspraak maakte” op een privilege, een genot of een eigendom. 

Vandaag heeft het word meer betrekking op wat mensen denken recht te hebben, ongeacht of dat recht enige wettelijke, morele of andere grond heeft. Overal vinden achtergestelde mensen dat ze aanspraak mogen maken op meer. Luiaards vinden dat de maatschappij hen een degelijk inkomen moet bezorgen. Kinderen vinden dat ouders voor hen moeten zorgen, zelfs al zijn ze volwassen (tenminste in jaren). De meeste mensen vinden dat de regering al hun problemen moet oplossen, hen gratis huizen moet geven, pensioenen, gratis medische hulp en voedsel, hoewel zij zelf nooit enige bijdrage aan de maatschappij hebben geleverd.

Bij het aanspraak maken gaat het om bepaalde “rechten”. Een van de problemen is dat deze rechten meestal alleen bestaan in de gedachten van hen die denken er aanspraak op te kunnen maken. Dat zulke aanspraken onveranderlijk inbreuk maken op de wettelijke rechten van anderen is echter een groter probleem. Bijvoorbeeld de man uit LA die in een grote SUV rijdt denkt dat hij de verkeersregels aan zijn laars mag lappen. Het aanspraak maken op iets heeft dus altijd zijn prijs, te betalen door de benadeelde naaste.

Het aanspraak maken heeft zijn wortels in arrogantie. Jacob Zuma en Tiger Woods menen dat zij met elke vrouw die ze ontmoeten mogen slapen omdat ze zijn wie ze zijn: de president van een land en (betwistbaar) de beste golfspeler ooit.  

Aanspraak maken is een andere manier om zijn egoïsme en zelfgerichtheid te uiten. Zij die aansprak maken zien enkel hun eigen hebzucht , noden en rechten en trekken zich niets aan van deze van hun naasten.

Maar wat hadden we verwacht van ongelovigen die zichzelf als de enige autoriteit en het ultieme doel van alles zien. Het gevaarlijke is dat dit de gemeente is binnengedrongen en dat de meeste “christenen” denken op van alles en nog wat aanspraak te kunnen maken.  Dit komt gedeeltelijk door de invloed van de wereld, maar een substantieel deel van het verwijt ligt bij de deur van de predikanten. Predikanten en “christelijke” schrijvers hebben geruime tijd de boodschap van het aanspraak maken verkondigd. Volgens hen mogen we aanspraak maken op geluk, een fantastisch leven, rijkdom, gezondheid, succes en zelfs zegen. Niets hiervan is waar maar het heeft de mensen er niet van weerhouden om hun houding van nederigheid, tevredenheid en dankbaarheid te veranderen naar arrogantie, ontevredenheid en aanmatiging.

De waarheid is dat we op niets anders aanspraak kunnen maken dan op God’s toorn. God is ons geen zegen of een goed leven verschuldigd. Dat staat nergens in de Bijbel. Hij redt ons wegens Zijn wonderbaarlijke genade. Eens dat we gered zijn kunnen we enkel aanspraak maken op lijden, dienstbaarheid en gebrokenheid.  En ja, door Zijn grote genade zegent Hij ons met alle mogelijke geestelijke en tijdelijke zegeningen. Maar deze zijn inderdaad Zijn zegeningen, omdat Hij van ons houdt. We verdienen ze niet en Hij is ze ons niet schuldig, en we kunnen nergens aanspraak op maken.

Als ooit iemand aanspraak mocht maken, dan was het Jezus wel. En wel op de belangrijkste positie in het universum: op de aanbidding van engelen en van gans de schepping. Hij had het recht om de gehele mensheid van de aardbodem te verwijderen die verontreinigd was door de zonde. Hij mocht verwachten dat koningen zich zouden buigen voor Hem in het stof en dat mensen zich onderdanig zouden opstellen. En toch kwam Hij op aarde als een dienaar en stierf op het kruis. Hij kwam niet op voor Zijn rechten (en Hij had geldige rechten). Hij eiste nooit dat mensen zouden erkennen dat Hij aanspraak kon maken op hun aanbidding en toewijding. Hij gaf al Zijn rechten op om ons te redden.

Waar halen wij dan het idee dat we aanspraak kunnen maken op het respect van de wereld of van andere Christenen als niemand Hem respecteert? Waarom maken we aanspraak op een leven vrij van lijden als Jezus en alle profeten leden voor de zaak van het Koninkrijk? (Mat. 5:12). Waarom maken we aanspraak op een cruise naar de hemel wanneer Paulus en ook anderen die ons zijn voorgegaan, dag en nacht werkten? (Hand. 20:31; 1Tes. 2:9)? Waarom eisen we het recht om bediend te worden wanneer anderen leefden in dienstbaarheid? Waarom maken we aanspraak op liefde, terwijl we zelf niet liefhebben? Hoe kunnen we aanspraak maken op al het goede van een wonderbaar Lichaam als we niet bijdragen tot de gezondheid van de gemeente? Waarom is het dat diegenen die niets aanbrengen diegenen zijn die aanspraak maken op het beste van de eettafel, en klagen als het eten niet naar hun zin is? Waarom is het dat de leden die de leiders het meest last bezorgen en hen niet eerbiedigen aanspraak maken op de grootste eer en aandacht? Waarom maken zij die de minste offers brengen aanspraak op de meeste eisen, en wiens levens Christus het minste weerspiegelen het meeste te zeggen willen hebben in de gemeente?  

Net zoals het aanspraak maken in de wereld zich bepaalde “rechten” aanmatigt, zo matigen zij in de gemeente die vinden dat zij er aanspraak op mogen maken, zich rechten toe die ze nooit hadden. Ze hebben nooit begrepen dat ze het recht niet hadden om gered te worden, om in een goede gemeente te leven of om bediend te worden door ronddravende anderen.

Het aanspraak maken heeft zijn wortels in arrogantie – de arrogantie die ons verleid te geloven dat we fantastische mensen zijn omdat we nooit het miserabele van onze zonde en ons vlees hebben gezien. Misschien komt die arrogantie door ons gebrek aan het besef dat alles wat we zijn, hebben en hopen te zijn, te danken hebben aan Zijn onvoorwaardelijke genade. Arrogantie waardoor we iedereen als minderwaardig aanzien leidt naar een gevoel van aanmatiging. Maar… maar, geen enkel christen ziet anderen als minderwaardig, het is alleen maar dat we blijkbaar superieur zijn!?

De aanmatiging begint bij het aanbidden van zichzelf. Wanneer we het centrum van het universum van God, de gemeente en van anderen rondom ons worden – dan maken we natuurlijk aanspraak op allerlei soorten privileges       ( althans dat denken we).

Maar eerder: “maakt mijn blijdschap volkomen door eensgezind te zijn,één in liefdebetoon, één van ziel, één in streven, zonder geldzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achtte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, maar ieder lette ook op dat van anderen. Laat die eensgezindheid bij u zijn, welke ook in Jezus christus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gods gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigt heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in Zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises.” (Fil.  2:3-8)